Gisteren zond KRO-NCRV de allereerste aflevering van de vierdelige serie De Baby-Industrie uit. In de reportages onderzoekt Nederlandse journaliste Liesbeth Staats en haar team de booming business van de (inter)nationale vruchtbaarheidsindustrie. Want ook in haar land neemt het aantal koppels dat heil zoekt in het verkennen van de buitenlandse routes om een kinderwens alsnog in te kunnen vullen, toe. Net zoals in ons land heel wat buitenlanders de ingrediënten tot een kind hier komen shoppen.
De voornaamste redenen waarom volwassenen dit überhaupt overwegen is ofwel omdat in eigen land zulke behandelingen niet gefaciliteerd worden, er een tekort aan zaad/eicellen/embryo’s is, of omdat de leeftijdsgrens van de vrouw te laag ligt. Maar iedereen toch recht op kind, of niet soms?
Gebouwd op dezelfde fundamenten waarop de eerste fertiliteitartsen een winstgevend businessmodel uit de grond wisten te stampen, schieten fertiliteitsklinieken in landen met een achterhaalde wetgeving als paddenstoelen uit de grond. Alles is er te koop: ei- en zaadcellen, embryo’s, de contractuele verhuur van baarmoeders, ethiek … je kan zelfs tot een ruilovereenkomst komen zoals bijvoorbeeld het gratis laten stockeren van je eicellen (social freezing) zolang je maar er maar wat beschikbaar stelt zodat het ziekenhuis voor een ander een kind te produceren kan.
Met open armen worden wanhopige koppels in klinieken ontvangen. Aan de andere kant van de wand – zelfs in een ander gebouw – worden de eicelleveranciers binnen geloosd. Ze zijn vaak jong omdat die eicellen net van de beste kwaliteit zijn. Velen van hen worden geronseld op universiteiten en hogescholen zodat studies afbetaald geraken, maar er zijn ook heel wat vrouwen die dit doen om hun gezin te onderhouden. Over complicaties en implicaties worden ze zelden correct ingelicht.
Gewonnen: een eicel!
In de eerste aflevering kwam een Nederlands koppel aan het woord. De vrouw was te oud en uitbehandeld in eigen land. Via een website stootte ze met haar man op een banner dat hen een eicel opleveren kon. Ze namen deel en wonnen de wedstrijd. Voorwaarde om de eicel in ontvangst te nemen: publiciteit voor de kliniek generen. Ze werden begeleid door een babymakelaar (ja, dat is een echt beroep) en een geschikte donor werd gekozen.
Ook in ons land zijn babymakelaars actief. Je kan ze aanschouwen als de onthaalmedewerker van een fertiliteitkliniek 3.0. Gefocust om de klant binnen te halen, zoekt de makelaar naar routes of omzeilingen in wetgevingen om het eindproduct aan de man of vrouw te brengen.
Als een old school product, eentje uit het eerste opgezette businessmodel kijk ik met een grote bezorgdheid naar zulke praktijken daar deze nooit vertrekken vanuit belangen of toekomstig welzijn van de mensen die eruit voorkomen. Dit is gecommercialiseerde kinderhandel. Het is dan ook ontstellend vast te stellen dat niemand in de aflevering het over het kind had, het werd louter omschreven als het beoogd resultaat.
Dat kind of die kinderen zullen zich later even fundamenteel beschadigd en gediscrimineerd voelen als ik en zoveel andere donor/draagmoederkinderen. De eerste generaties kinderen op bestelling zoeken op eigen bodem naar afkomst en familie. Voor de mensen die voortvloeien uit de buitenlandse massaproductie zal het nog complexer zijn: die moeten vliegtuig op en landen afschuimen zodat ze hun verwanten begroeten kunnen.
En terwijl menig Belgische fertiliteitsartsen verbouwereerd reageren zullen op de praktijken vanuit het buitenland – maar stiekem ergens hopen en hun doelgroepenlobby inzetten zodat wetgever hun catalogus uitbreiden zal – beseffen en erkennen weinigen dat zij net diegenen zijn die de eerste verkoop en (ver)handel van kinderen aan voordelige prijzen mogelijk maakte.
Groet,
Steph